Gambia telt ruim 1,5 miljoen inwoners. De bevolkingsdichtheid is ongeveer 120 inwoners per km2 en Gambia staat daarmee op de vierde plaats van dichtstbevolkte landen van Afrika. De meeste Gambianen wonen in de kuststreek, waar ook de grote steden liggen. De meeste inwoners heeft Serekunda, ongeveer 275.000; in de hoofdstad Banjul wonen ongeveer 42.000 mensen en is daarmee een van de kleinste hoofdsteden van Afrika. Omdat het op een eiland ligt kan Banjul eigenlijk niet veel groter worden en is dan ook qua inwoneraantal voorbijgestreefd door Serekunda. De derde stad van Gambia, Brikama, telt ongeveer 41.000 inwoners. De trek naar de steden is groot; in 1995 woonde 26% van de bevolking in steden. Het geboortecijfer ligt erg hoog; per 1000 inwoners worden er 43 kinderen geboren en vrouwen krijgen gemiddeld 5,7 kinderen in hun leven. De zuigelingensterfte is ook hoog; 80 van de 1000 kinderen sterft in het eerste levensjaar. De bevolkingsopbouw van Gambia is volstrekt niet te vergelijken met de West-Europese; kinderen en jongeren tot en met 14 jaar maken 45% van de bevolking uit. De gemiddelde levensverwachting is 53 jaar (vrouwen 55, mannen 51 jaar). De bevolking van Gambia is afkomstig van vele volkeren, ieder met hun eigen cultuur en taal. Deze stammen komen niet alleen in Gambia voor, maar in praktisch alle West-Afrikaanse landen. Er leven in Gambia ongeveer vijftien verschillende stammen die ca. 30 verschillende talen spreken.
De belangrijkste stammen zijn:
De Mandinka leven in Gambia, Senegal, Guinee, Guinee-Bissau, Mali en Nigeria. Het is de grootste bevolkingsgroep, ongeveer 42% van de bevolking.
De Fula leiden een zwervend bestaan. Ze hebben een opvallend lichte huidskleur, zodat hun oorsprong zeer waarschijnlijk niet in Afrika ligt, maar dat ze afstammen van de Arabieren. Er worden binnen de Fula-stam negen sterk verschillende dialecten gesproken. Achttien procent van de Gambiaanse bevolking behoort tot de Fula.
De Wolof hebben altijd in Afrika geleefd en kwamen uit het gebied van de Sahara. Het waren handelaren zodat het Wolof als taal altijd een belangrijke plaats heeft ingenomen. De meeste Wolof wonen op dit moment in Gambia en Senegal. Zestien procent van de Gambianen behoort tot de Wolof-stam.
Van de Jola is historisch gezien weinig bekend. Toch wonen ze al heel lang langs vrijwel de gehele Atlantische kust van West-Afrika. Kenmerkend voor de Jola is de vorming van clans, families die zelfstandig binnen een stam gevestigd zijn. Tien procent van de Gambiaanse bevolking behoort tot de Jola-stam.
Een kleine, maar belangrijke groep zijn ongeveer 1000 Libanezen die veel bakkerijen, restaurants en een belangrijk deel van de voedingsmiddelenimport in handen hebben. Voorts leven er nog ongeveer 25.000 Senegalezen, voornamelijk als arbeidskrachten. Een aparte groep vormen de Aku, afstammelingen van teruggekeerde slaven en bevrijde slaven. De Aku zijn over het algemeen christenen en hebben vaak een Engelse achternaam.